een nonnenabdij
Het dorp Saint Jean d’Alcas, dat al in 1153 in teksten wordt genoemd, bestond in die tijd alleen uit de “Mas d’Olcas”, bestaande uit een paar huizen, en de kerk gewijd aan Saint-Jean Baptiste. “Olcas” betekent akkerland en is daarom geschikt voor landbouw en veeteelt in het bijzonder.
In 1170 en 1196 werden de kerk en Mas d’Olcas eigendom van de Cisterciënzer priorij van Nonenque, gelieerd aan Sylvanès. Deze priorij, gelegen in de Annou-vallei, verwierf veel grond en haar belang was zodanig dat ze een onafhankelijke abdij werd. In feite werd de abdis van Nonenque, als beheerder van de bezittingen van de abdij, de heer van het dorp.
Er werd een netwerk van kloosterschuren opgezet en beheerd door Nonenque. In 1257 waren er 7 verschillende schuren, Caussanus, Massergues, Caussanejouls, Mas Andral,…
Het aantal nonnen dat in de abdij woonde was vrij groot omdat in hetzelfde jaar de priorij van Saint-Sulpice-la-Pointe in de Tarn werd gesticht, afhankelijk van Nonenque.
Deze rijke landerijen trokken vaak de begeerte van de vele naburige heren aan.